achtergond_genethica3.png

Moet kunnen

Stichting Genethica werkt vanuit de visie dat we met ons doen en laten onze wereld vorm geven. Hoe de wereld eruitziet, wordt bepaald door wat we doen. Maar we zijn met velen en we worden niet alleen geconfronteerd met de gevolgen van ons eigen gedrag, maar ook met de gevolgen van elkaars gedrag. De wereld is een dorp geworden, waarin we elkaar voortdurend tegenkomen. We hebben elkaar ook nodig, en door die verbinding dragen we soms mede-verantwoordelijkheid voor wat anderen doen. Zo zijn we als consument mede verantwoordelijk voor het voedsel dat we eten – omdat wij het kopen en eten.

Als iemand met iets nieuws komt – met een idee dat een beetje vreemd klinkt, maar waar we nog geen denkkader voor hebben, dan zeggen we al gauw: "Moet kunnen", en we laten hem zijn gang gaan. Maar als het idee dan in de praktijk gebracht wordt, komt het voor dat het resultaat bij velen weerstand oproept. Dan roepen we: "Mag alles wat kan?" Pas dan komen we in actie: we gaan in debat. Maar een trein stoppen die startklaar staat, is heel wat moeilijker dan overleggen of we wel een trein die kant op willen sturen. Denk bijvoorbeeld aan kernwapens, of aan het klonen van dieren en mensen.

"Moet kunnen" is eigenlijk een reactie uit luiheid: iets nieuws doet zich voor, maar we nemen de moeite niet om erover na te denken. We gaan ervan uit dat we daar nog tijd genoeg voor hebben: “Het zal zo'n vaart wel niet lopen." Dat dacht Diederick Sprangers van Stichting Genethica zelf ook toen hij in 1983 afstudeerde op gentechnologie. Hij kon zich niet voorstellen dat men dit zou gaan toepassen op voedsel, want je wist gewoon niet wat je allemaal teweegbracht in de plant. Niemand zou aan zoiets onverantwoords beginnen, dacht hij.

Duidelijk is dat het steeds noodzakelijker wordt dat we goed stilstaan bij de dingen waarmee we geconfronteerd worden. De vraag die we ons dan moeten stellen, is: “Willen we dit?” Een vraag die daarmee samenhangt, is: “Als we dit niet willen, wat willen we dan wel?” Die vraag dwingt ons om na te denken over onze eigen kijk op de context. Als het over gentech-katoen en -voedsel gaat: wat voor katoen en voedsel willen we eigenlijk? Hoe willen we dat de voedselproductie en de landbouw er uitzien in de nabije toekomst? Stellen we daar duidelijke voorwaarden aan? Wat is voor ons een duurzame landbouw, aan welke voorwaarden moet die voldoen? Als je vaststelt wat je wilt, geef je richting aan de gebeurtenissen. Als je technologische ontwikkelingen echter hun gang laat gaan zonder ze te onderwerpen aan de toets van wat je wilt, is het logische gevolg dat je regelmatig constateert: dit willen we niet – of tegen de vraag oploopt: mag alles wat kan? Dan volg je de technologische ontwikkelingen alleen maar; je stuurt ze niet.

Zo gaat het tot nu toe met de voedselproductie en de landbouw in Nederland en Europa: we hebben geen visie of beleid waaruit helder spreekt hoe wij willen zorgen dat onze voedselproductie en landbouw in de nabije toekomst duurzaam worden. (Zie ook Kenniseconomie.) De wetgeving rond gentech-voedsel en -landbouw stelt wel eisen aan de veiligheid ervan voor mens en milieu. Wat deze wetgeving echter niet toetst, is het nut of de noodzaak van het gebruik van gentechnologie. Zowel de Europese als de Nederlandse overheid vindt dat dit niet haar taak is: ze wil niet voorschrijven wat wel of niet zinvol is. Dat verwacht de burger echter wel van haar. En terecht: niemand is waardenvrij; ook besturen doe je op basis van bepaalde waarden.

Daar kunnen we de Nederlandse regering en de Europese Commissie op aankijken, maar het is ook zinvol om bij jezelf of bij je eigen organisatie te beginnen. We delen de verantwoordelijkheid, en we moeten er samen uitkomen. Wat wil jij? Wat wil jouw organisatie op dit gebied?

Stichting Genethica heeft voor zichzelf ook vastgesteld wat voor criteria zij stelt aan duurzame productie en consumptie. Niet om anderen hiervan te overtuigen, maar om onze eigen verantwoordelijkheid te nemen; en om te laten zien welke aspecten hier zoal aan vastzitten.